Duidelijke en gestructureerde instructie

Duidelijke en gestructureerde instructie stimuleert de activatie van voorkennis, het verbreden van kritisch denken en staat toe het begrip van de inhoud te vergroten. Centraal staat het belang van een rode draad doorheen de lessen. Denk aan schema’s of eenvoudige schetsen, die een kapstok kunnen vormen voor de leerlingen om nieuwe kennis aan op te hangen.

Binnen de dimensie 'duidelijke en gestructureerde instructie vinden we volgende concrete gedragingen terug. Vind je deze elementen terug in jouw video, dan scoor je reeds sterk op deze dimensie. Vind je deze elementen minder vaak terug in jouw video, dan kan je hier nog wat hulp bij gebruiken.

Gedraging 1: De leraar geeft duidelijke instructie van de leerstof

    Hier gaat het erom dat de leraar de voorkennis van de leerlingen activeert en duidelijk te begrijpen vragen stelt. Denk bijvoorbeeld aan de bekende quote van David Ausubel (1968): ‘de belangrijkste factor die het leren beïnvloedt, is wat de leerling al weet’. Door je les te starten of te doordringen met vragen waar de leerlingen al kennis over hebben, creeër je een veilig ruimte en voelen de leerlingen zich betrokken bij de les. Hun motivatie zal een boost krijgen en leerstof die volgt zal beter begrepen worden. Geef je instructie en uitleg vorm in opeenvolgende stappen en vat de leerstof tussentijds regelmatig samengevat. Gebruik ook hier schema’s om je verhaal eenvoudig en gestructureerd weer te geven.

    Gedraging 2: De leraar geeft feedback aan de leerlingen

      Feedback is voor leerlingen net zo belangrijk als voor de lerende leerkracht zelf. Voorzie dus niet alleen een helder antwoord op vragen maar leg ook uit waarom een antwoord juist of fout is. De manier waarop leerlingen tot hun antwoord komen is eveneens een element waar je als leerkracht feedback op kan geven. Zorg ervoor dat leerlingen aan de slag kunnen met de feedback om het een volgende keer beter te doen (feed-up, feedback en feed forward!). 

      Gedraging 3: De leraar betrekt alle leerlingen bij de les

        Stel vragen die aanzetten tot denken en wacht na een vraag voldoende lang om de leerlingen de tijd te geven om na te denken. Ook zij die niet hun hand opsteken, mogen aan de beurt komen. Het actief deelnemen van leerlingen is essentieel. Stel bijvoorbeeld een vraag aan de klas en laat leerlingen antwoorden door een aantal vingers of een groen/rood kaartje op te steken. Zo worden alle leerlingen gestimuleerd om na te denken en op zoek te gaan naar het juiste antwoord, ook de leerlingen die wat terughoudender of verlegen zijn. 

        Gedraging 4: De leraar gaat tijdens de instructie na of de leerlingen de leerstof hebben begrepen

          Door als leraar vragen de stellen die leerlingen doen nadenken, kan regelmatig gecontroleerd worden of iedereen begrijpt waar de les over gaat. Ga er niet van uit dat alle begrippen die je in een les behandelt gekend zijn en pas jouw woordenschat aan die van jouw leerlingen aan. Vraag jouw leerlingen bijvoorbeeld eens om de opdracht of leerstof in eigen woorden uit te leggen. Zo zal je meteen zien of jouw instructie duidelijk was.

          Gedraging 5: De leraar bevordert dat leerlingen hun best doen

            Om leerlingen aan te zetten om hun best te doen, is het belangrijk positieve verwachtingen te uiten naar hen toe over wat zij gaan doen. Je maakt duidelijk dat iedereen hun best moet doen en prijst dan ook de leerlingen die duidelijk inzet tonen in de les. Leerlingen die hier moeite mee hebben stimuleer je, je gaat na waar de moeilijkheden liggen en zoekt samen naar oplossingen. 

            Gedraging 6: De leraar geeft goed gestructureerd les

              Je bouwt je les logisch op: van eenvoudig naar complex, met duidelijke onderdelen en duidelijke overgangen. Er is een goede afwisseling tussen instructie, begeleid oefenen, verwerking,... Deel je les op in verschillende fasen. Een goede lesvoorbereiding zal voor zorgen dat je de structuur van de les goed beheerst. Ook hier kunnen schema’s die de inhoud en het verloop van de les duidelijk maken of een kapstok waaraan de leerstof opgehangen wordt een ideaal hulpmiddel zijn.

              Gedraging 7: De leraar geeft duidelijke uitleg van het gebruik van didactische hulpmiddelen

                Hier wordt het belang van een goede samenhang tussen lesdoelen en opdrachten duidelijk. Bespreek dit bij aanvang van de les en zorg ervoor dat elke leerling weet wat hij of zij tijdens de les zal leren en op welke manier dit zal gebeuren. Benoem welke materialen en hulpmiddelen gebruikt kunnen worden. Leg uit waarom een bepaald hulpmiddel het beste aansluit bij de opdracht en wat eventuele voor- en nadelen van alternatieve hulpmiddelen zijn. Zorg ook voor voldoende afwisseling  en keuze opties in je didactische hulpmiddelen, zodat elke leerling de kans krijgt iets te doen wat binnen de comfortzone ligt.